Frank Benner
pianotechniek


> index


pianoverhalen

Mechanische muziek

Een van de vele problemen van deze tijd is het verschijnsel van de mechanische muziek-voortbrenging.
De instrumentale muziek heeft altijd met min of meer ingewikkelde apparaten te maken gehad. Een kerkorgel was in de Middeleeuwen ingewikkelder gebouwd dan bijvoorbeeld de voertuigen uit die tijd.
Een moderne piano is een product van horlogemakers-accuratesse; de saxofonen worden in series gebouwd, op dezelfde manier als Ford automobielen.

Om deze ingewikkelde of simpeler instrumenten tot klinken te brengen had men nog altijd de kunst, of de vaardigheid, van een bespeler nodig.
De moderne mechanische muziekinstrumenten maken één van beide of alle twee, overbodig.
Dit is het eerste onderscheid dat wij behoren te maken.
De speel-vaardigheid wordt, bijvoorbeeld bij de pianola's, tot een minimum gereduceerd. Daartegenover stelt de pianola nog altijd enige eisen aan de muzikaliteit van de bespeler.
Een onmuzikaal, niet artistiek persoon zal met een pianola geen schoonheids-ontroering kunnen overdragen, terwijl een kunstenaar dit mechanische speeltuig nog betoverende klankeffecten zal weten te ontlokken.

Maar er zijn ook andere apparaten die geheel zonder menselijke inmenging ‘spelen’.
Denk aan electrische piano's en orchestrion's. Ze produceren zuiver ‘mechanische muziek’.

Op een heel ander plan horen twee geluidsverwekkers thuis die met de techniek veel, maar met muziek hoegenaamd niets te maken hebben: de grammofoon en de radio.

De radio is een vervoermiddel

Men kan over het algemeen, alles per radio verspreiden. Het signalement van een bankrover of een opname van Tristan und Isolde.
En wanneer wij ons duidelijk genoeg beseffen dat de radio in het huidige stadium van ontwikkeling nog niet aan muziek esthetische waarderingen onderworpen behoort te worden, dan opent dat tevens de gelegenheid om vast te stellen dat de waarde van dit meesterstuk van menselijk vernuft weliswaar niet bepaald wordt door de abjecte muziekjes die onafgebroken door de ether worden geslingerd, maar dat de toekomst van deze uitvinding

De algemene verbreiding, perfectionering van het timbre, verandering van de loudspeakers en dergelijke, zal voor een ruim deel afhangen van de artistieke bevoegdheid van de leiders van de omroepen.

De radio en grammofoon zijn geen muziekinstrumenten

Dat men het die als zodanig gebruikt is een toevallige samenloop van omstandigheden die aan de feitelijkheid niets af of toe doet.
De grammofoon betekent voor de muziek hetzelfde als de bioscoop voor het toneel. Namelijk niets.
De film zal misschien uitgroeien tot een zelfstandige kunstuiting; bij de grammofonen kan zoiets nooit gebeuren.
De film bezit expressiemiddelen die het toneel moet ontberen.
Daartegenover mist de bioscoop het gesproken woord, een gemis dat door geprojecteerde tekst slechts voelbaarder gemaakt wordt!

De grammofoon kan niet anders dan, in de meest letterlijke zin, afdraaien wat eerst voor het opnametoestel uitgevoerd werd.
De grammofoon is een mechanische geluidsweergever, geen automatisch speeltuig. Zij kan precies even goed, dat wil zeggen even slecht, de toespraak tegen de Hoofden van Lebak ten gehore brengen, als een natuurgetrouwe nachtegaal of de ouverture Tannhäuser.
Zowel radio als grammofoon vallen dus buiten het kader van deze beschouwing.

Dat de grammofoon in een uitgevoerd, werk als orkestinstrument werd gebruikt verandert hieraan niets. De nachtegaal in Respighi's Pini di Roma wordt ‘weergegeven’ door een Columbia-record, nummer zoveel, en de muziek, de klank der strijkinstrumenten op die plaats, wordt gedegradeerd tot milieu-schildering, het decor van het theaterbos.

Grammofoon noch radio zijn muziekinstrumenten.Evenmin als kristallen wijnglazen, waaruit men een heel lief geluid kan trekken, of de conservenblikjes die onze Amerikaanse broeders in hun trombones stoppen.





Betekenis van apparaten voor de kunst?
Wij zien slechts de pianola, de orkestrion en het draaiorgel natuurlijk, voor mechanische muziekinstrumenten aan.

Er zijn tegenwoordig componisten die hun pianowerken direct voor de pianola schrijven.
Daar is in theorie niet zoveel bezwaar tegen: Een pianist heeft tien vingers, een kunstspelpiano achtentachtig.
Oppervlakkig beschouwd levert dus het schrijven voor pianola een aanzienlijke vermeerdering van de trefkansen op, meer niet.
Maar het is de vraag of de muziek wel gediend wordt door deze vermeerdering van technische vermogens
.
Techniek is middel, nooit doel.
Snelheid, kracht en veelstemmigheid betekenen minder dan niets voor het mysterie dat het levende centrum vormt van alle kunst.
Pianotechniek is het middel om een sonatine van Clementi, of een concert van Chopin te kunnen spelen.
Dat wil zeggen: een middel om de in notenschrift vastgelegde muzikale ontroeringen tot een klinkende werkelijkheid te maken.
Wij kunnen dat doen met tien vingers, of met een kunstspelapparaat.
De pianola kan een hulpmiddel zijn voor een musicus, een muziekgevoelige, wiens handen de vaardigheid van het pianospelen niet verstaan. Het is een surrogaat, een nuttig surrogaat zelfs, maar niets meer.

Een groot kunstenaar zal, al spelende, klanknuances vinden, muzikale stemmingen scheppen, die door de noten die hij vóór zich heeft maar zeer globaal worden aangegeven. Dit is het element van de persoonlijke bekoring, het laatste overblijfsel van de magie der woordeloze redelijkheid.
Deze nuances staan de pianolist niet in dezelfde mate ter beschikking. Het is in de wereld van de klanken anders dan in de wereld van de techniek.
(...)

Absurd is het vergroten van de denkbeeldige pianistische ‘moeilijkheden’, op het motief dat de kunstspelpiano ons biedt.
Moeilijk en gemakkelijk zijn geen criteria voor de muziek, snel of langzaam zijn dat wel voor het verkeer.
Alleen in een tijdsgewricht dat zo absoluut de relatie tussen technische en metafysische problemen uit het oog heeft verloren zijn dergelijke denk-monstruositeiten te verwachten.
Iemand die niet leerde pianospelen mag de pianola dankbaar zijn.
Evenals de man zonder benen blij kan zijn met zijn krukken, of met zijn wagentje.
Maar zouden wij, omdat wij zo gemakkelijk invalidenwagentjes kunnen krijgen, het gebruik van onze ledematen willen verleren?

Tenslotte moeten we de mechanische muziek van draaiorgels, orkestrion en electrische piano's nog even beluisteren.
Ik zou nauwelijks weten te omschrijven wat deze inventies voor de muziek van onze dagen betekenen kunnen.
Orkestrions en draaiorgels bevatten een aantal imitaties van orkestinstrumenten, van fluit tot grote trom, gelardeerd met xylofoon, kristallofoon (flessenorgels) en vox humana.

Maar het repertoire van pierement en wonderorgel staat wel zeer ver af van de geest onzer dagen. Intermezzo uit Cavalleria Rusticana en de actuele deunen vormen de programma's, en dat zal voorlopig nog wel niet veranderen.
Imitaties van deze kermis-requisieten zijn in de symfonische muziek doorgedrongen (het orgue de barbarie uit Stravinsky's Pétrouckka, de finale van Dopper's ‘Amsterdamsche’ symphonie) en zij konden daar eigenlijk wel gemist worden, zou ik denken.
Maar hiermede verlaten wij ons terrein....

‘Draaiorgelmuziek’ is een scheldwoord.
Zolang dit, terecht, zo blijft kan deze mechanische muziek buiten beschouwing blijven.

Willem Pijper


Bron: i10, de internationale avant-garde tussen de twee wereldoorlogen, uitgave Bert Bakker den Haag 1963


Piano te koop