|
Het
Geheim
De vleugel
hing in de lucht en tekende zich als een geblakerde karbonade
af tegen de besneeuwde bergtoppen.
Tussen het zwartgelakte hout en de kabels die het instrument omklemden,
was een grijze deken geschoven.
De gele hijskraan torende als een eenarmige, stijve reus boven
het huis uit en begon langzaam zijn last neer te laten.
Vlak boven het balkon bleef de piano zweven en bewoog zachtjes
heen en weer.
De kabels kraakten licht, het elektrische hefwerktuig zoemde en
de zon brandde.
Beneden, in de schaduw van de huizen, vulde het onderstel van
de kraan de volle breedte van de hellende straat.
Een vierkante dwarsbalk was tegen de achterwielen geschoven.
Toen de piano helemaal stil hing begonnen
de mensen weer te praten, kinderen en honden renden rond, stevige
vrouwen zetten hun manden met groente neer en legden het hoofd
in de nek.
De verhuizers waren met z'n drieën.
Eén bediende de hijskraan, de andere twee gingen het huis
binnen met de zware poten van de vleugel onder hun armen.
De poort van het huis bleef openstaan.
Een wieltje schampte tegen het ongeverfde eikenhout van de deur.
Toen een van de mannen terugkwam om de slede te halen was de stoep
volgelopen met kinderen.
Toen vlogen de balkondeuren open en stond de tweede man ineens
tussen de blauwe bloemen.
Hij keek uit over leistenen daken, over glooiende weiden, over
terrassen, afgezet met grijze steen; hij zag hier en daar een
magere koe, hij zag op de bodem
van het dal de smalle zilverstreep van de rivier.
'Ik ga zakken,' riep de bediener van de hijskraan.
Ook de man
met de slede kwam het balkon op; met gespreide armen stonden beide
mannen te wachten, ze reikten in de hoogte om vat op de vleugel
te krijgen en lieten hem langzaam op de slede neerkomen.
De kraan trok zijn arm met de kabel en de zware haak weer op,
de piano als een onhandelbare last op het balkon achterlatend.
Van binnenuit duwde iemand de balkondeuren nog wijder open.
Witte gordijnen fladderden naar buiten in de tocht.
De mannen in hun korenblauwe jassen kromden zich aan weerszijden
van het instrument en duwden het schommelend naar binnen over
twee parallelle planken.
Beneden juichten de kinderen.
De deuren gingen dicht.
Eerste
hoofdstuk van de roman van Anna Enquist: Het geheim.uitg.
De Arbeiderspers Amsterdam
|
|
De
Pianiste
(...)
Met haar ene hand heeft Erika Kohut zojuist gespeeld op de piano
van het verstand, met de andere op de piano van dehartstochten
Eerst hebben de hartstochten zich
uitgeleefd, nu is de beurt aan het verstand,
dat haar haastig over duistere paadjes naar huis drijft.
Maar ook het werk van de hartstochten is door anderen in plaats
van haar volbracht.
De lerares heeft ze bekeken en ze een cijfer overeenkomstig haar
scala toebedeeld.
Haast was ze daarbij meegezogen in een van die hartstochten, als
men haar had betrapt.
Erika holt voort tussen de rijen bomen, waar het boomsterven al
rondwaart door toedoen van maretaksoorten. Tal van takken hebben
al afscheid moeten nemen van hun plaats aan de stam en zijn in
het gras gevallen.
Erika verlaat in galop haar uitkijkpost om weer naar het warme
nest terug te keren.
Uiterlijk wijst niets op verwarring. Er steekt echter een wervelstorm
in haar op wanneer ze aan de rand van het Prater jonge mannelijven
ziet rondbanjeren, want ze zou qua leeftijd al bijna hun moeder
kunnen zijn!
Alles wat vóór die leeftijd is gebeurd, is onherroepelijk
voorbij en kan nooit herhaald worden.
Maar wie weet wat de toekomst brengt.
Door de tegenwoordige vorderingen van de medische wetenschap kan
de vrouw tot op hoge leeftijd haar vrouwelijke functies behouden.
Erika trekt
een ritssluiting dicht.
Op die manier beschermt ze zichzelf tegen aanraking. Ook tegen
toevallige aanrakingen.
Maar in haar gekwetste innerlijk graast de storm haar nog malse
weiden af. (...)
fragment uit
De pianiste, een roman van Elfriede Jelinek over
muziek, een vrouw en de liefde.uitg. van Gennep Amsterdam
Leven of Piano? en Stof of de piano
|
|